Bolivia, het zuiden

25 december 2017 - Taltal, Chili

Beste allemaal,

Bolivia is een geweldig land. We kijken onze ogen uit en vallen van de ene in de andere verbazing. Het is een land van grote contrasten. De ene dag bezoeken we de kleurrijke indiaanse markt van Tarabuco en een paar dagen later strompelen we door de donkere schachten van de mijn in Potosi. Het landschap is schitterend en heel divers. Nooit eerder zagen we zo'n kleurrijk gebergte als dat bij Maragua of zo'n groot zoutmeer als bij Uyuni. De mensen zijn vriendelijk en het eten is lekker met uitzondering van het brood. De Bolivianen eten keiharde broodjes waar je je tanden op stuk bijt. En de wegen? Soms goed, vaak redelijk en een enkele keer verschrikkelijk slecht, vooral als het geregend heeft.

SucreBolivia is een groot land, ruim 20 keer Nederland met een bevolking van 11 miljoen mensen waarvan ruim 60% van indiaanse afkomst. Het is het eerste land dat we op deze reis bezoeken waar de aanwezigheid van de indianen overal zichtbaar aanwezig is. Dat heeft invloed op het straatbeeld. Kleurrijk, levendig en vaak wat rommelig. De verschillen tussen rijk en arm lijken  groot. In een stad als Sucre zien we veel bedelaars. De president van Bolivia is Evo Morales. Hij is de eerste president van indiaanse afkomst en bovendien een socialist. Toen hij in 2006 werd gekozen  was dat in Europa groot nieuws. Hij had een goede pers en de verwachtingen waren hoog. Onze indruk is dat hij bij ons nog steeds hoog aangeschreven staat. In Bolivia komen we veel mensen tegen die daar anders over denken omdat de corruptie onder zijn bewind is toegenomen. Er is niemand die een volmondig 'Evo Si' laat horen, de leus die overal, zelfs in de meest afgelegen gebieden op de muur staat gekalkt. Het is vaker 'Evo No'.

VallegrandeEen groot deel van Bolivia beslaat het Andesgebergte met hoogtes boven de 4000 meter. Gelukkig hebben we geen last van hoogteziekte gehad. We hoefden de meegebrachte medicijnen niet te gebruiken evenmin de hier gekochte cocabladeren. Bijna iedereen in Bolivia kauwt cocabladeren o.a. tegen de hoogteziekte. Aangeraden wordt om boven de 3000 meter niet meer dan 350  meter per nacht te stijgen. Het hoogteverschil overdag maakt minder uit. In de praktijk is dit vaak niet haalbaar. Van Sucre (hoogte 3000 m) naar Potosi (hoogte 4100 m)  is het 150 km rijden over een goede weg. Dat doe je in één dag en niet in drie. In dit blog over Bolivia passeren een aantal hoogtepunten van onze reis de revue.

Ploeteren in de modderEn dat zijn er zoveel dat we een selectie moeten maken. We zullen niet de dag beschrijven waarop we 7 uur door de modder geploegd hebben op een erbarmelijke piste vol kuilen en plassen. In één van de plassen ligt een nummerplaat. En die is van ons. Kortom we zijn weer eens een keer onze nummerplaat verloren. Maar gelukkig hadden we nu een reserve bij ons.
We zullen ook niet de fantastische rit beschrijven van Sucre naar Maragua. In de USA heb je de 'Painted Desert'. Zonder overdrijving zou je deze streek kunnen benoemen als 'Painted Mountains'.
Ook ons bezoek aan Vallegrande valt buiten de boot. We hebben het eerste graf van Che Guevarra bezocht. En ook de graven van zijn metgezellen die allen omkwamen in een kansloze guerilla.
Er valt veel te schrijven over Sucre, de officiële hoofdstad van Bolivia. Met zijn fraaie kerken, kapellen en gebouwen. Over de begraafplaats waar de graven tot 10 hoog gestapeld zijn als een soort Bijlmer van de doden. Of de voetafdrukken van de dinosaurussen. Maar helaas.
Echter van al deze items zijn foto's en filmpjes. Je moet het dus met een visuele impressie doen.

De indianenmarkt van Tarabuco.
TarabucoElke zondag is er markt in Tarabuco. Indianen uit de wijde omgeving komen hier heen. In de regio wonen veel verschillende stammen. Elke stam heeft zijn eigen klederdracht. Sommigen zijn geheel in het zwart gekleed, anderen dragen vrolijk gekleurde doeken en geborduurde hoeden. De mannen in hun gestreepte poncho's zien er krijgshaftig uit. Hun hoofddeksel lijkt op een soort helm. In 1816 vond hier de slag van Jambata plaats. De indianen  van Tarabuco overwonnen de Spanjaarden en verkregen hun onafhankelijkheid. Alle Spanjaarden met uitzondering van de  trommelaar werden gedood. Hun hart werd uit het lichaam gesneden en door de indianen opgegeten. Een standbeeld aan het begin van het dorp herinnert nog aan deze bloedige strijd.
TarabucoDe indianen willen niet gefotografeerd worden. We moeten de foto's dus een beetje stiekem maken. Als we terug willen rijden naar Sucre vraagt een man of hij mee mag rijden. Hij wijst op zijn voeten om te laten zien dat hij niet in staat is om het hele eind te lopen. Kennelijk heeft hij geen geld voor de bus. We nemen hem mee. Als we vragen hoe ver weg zijn huis is, weet hij het niet. Na een kilometer of  40  verwijst hij ons naar een zandpad.  'Poco, poco '. Het is niet ver meer. Weer wijst hij op zijn voeten, als gebaar dat hij niet kan lopen. We rijden de zandweg op, passeren een aantal huizen, maar het huis van onze lifter is nog verder. Uiteindelijk komen we bij een dorpje, maar ook daar woont hij niet. Omdat het pad steeds slechter wordt, besluiten we hier om te keren. Hij probeert ons nog over te halen, maar wij houden voet bij stuk. Even later zien we hem met ferme passen zijn weg vervolgen op weg naar huis.

De zilvermijn van Potosi
Cerro Rico, de Rijke BergVia Sucre rijden we richting Potosi. Rond 1540 ontdekten de Spanjaarden een geweldige zilverader in een berg op de hoogvlakte van Bolivia. Ze noemden de berg Cerro Rico, ofwel Rijke Berg. Daar stichten ze een nederzetting die we nu kennen als Potosi. Het is een barre omgeving op 4100 meter hoog. De mijn bracht overvloedig zilver op. Maar er moesten natuurlijk wel mensen voor gevonden worden om in de mijn te werken. En dat is geen pretje. Immers op 4100 meter is er weinig zuurstof in de lucht. En in de mijn is dat natuurlijk nog vele malen minder. Gevoegd bij de giftige dampen die in de mijn loskomen tijdens het maken van gangen, de brokkelige mijngangen zelf, het vrijkomende stof, de verstikkende warmte en de duisternis is het een soort voorportaal van de hel.
Kortom, er was vrijwel niemand bereid om vrijwillig in de mijn te gaan werken. De Spaanse gouverneur besloot daarom om een oude Inca wet te gebruiken om werkers te ronselen. Iedere indianenstam moest om de 2 jaar verplicht een bepaald aantal jonge mannen leveren om in de mijnen te werken. De periode van 2 jaar was zo gekozen omdat er na 2 jaar vrijwel niemand van de jonge mannen nog in leven was. Ze stierven bij bosjes tegelijk. Maar de zilveropbrengst was geweldig. Ook Nederland heeft ervan geprofiteerd. De zilvervloot die Piet Hein 'gewonnen' heeft bevatte zilver dat vrijwel geheel uit Potosi kwam.
MijningangHet werk in de mijnen was en is ongelooflijk zwaar en gevaarlijk. Naar schatting zijn er 9 miljoen mensen bij omgekomen in de bijna 500 jaar dat de mijn open is. Dat zijn er circa 50 per dag. Er wordt nog steeds in de mijn gewerkt. Veel zilver is er niet meer. Nu is het vooral tin. En ondanks alle technologische vernieuwing is het nog steeds  zeer gevaarlijk werk. Volgens een recente BBC rapportage worden er anno 2017 elke maand 15 vrouwen weduwe door ongelukken in de mijn.

In de tijd van de Spanjaarden was Potosi een welvarende stad, vele malen groter dan Londen of Parijs. Thans wonen er zo'n 150.000 mensen die vrijwel allemaal direct of indirect afhankelijk zijn van de mijn. De oude gebouwen in de binnenstad getuigen van het roemrijke verleden van Potosi. Er zijn vooral veel oude kerken met mooi beeldhouwwerk. Ook de bouw van de kerken was slavenwerk. Verder vind je er de Casa de Monada, de munt. Hier werd het zilver gemunt alvorens het naar Spanje werd vervoerd. Maar de belangrijkste trekpleister is natuurlijk de mijn met zijn bloedige verleden. Eerlijk gezegd, hebben we wel even getwijfeld of we de mijn in zouden gaan. Maar onze nieuwsgierigheid heeft uiteindelijk gewonnen.

Onze gids in de mijnWe regelen een gids, Helen Philip, een kleine indiaanse vrouw met een groot hart en revolutionair elan. Die vertelt dat er meerdere ingangen zijn tot de mijn. De mijn zelf is van de staat. Per ingang is er een soort corporatie van mijnwerkers. Die zorgt dat de ondergrondse werkzaamheden zo 'veilig' mogelijk gebeuren. Dat wil zeggen: fatsoenlijk gestutte mijngangen en perslucht die door de gangen wordt geblazen. Verder gereedschap zoals trolleys, maskers en boren.
En daarnaast heb je de vrije jongens. Die blazen zich met dynamiet een weg naar binnen in de berg in de hoop op een rijke ader te stuiten. Met de veiligheid nemen ze het niet zo nauw.
We spreken met Helen af dat we naar de veiligste mijn gaan.

We gaan eerst naar de mijnwerkersmarkt. 's Morgens voor hun werk komen de mijnwerkers hier samen en kopen ze hun sigaretten en coca. Tijdens het werk eten ze niet. In plaatse daarvan nemen ze een handvol coca bladeren en kauwen dat tot een brij. Dat verhuist naar hun wang waar zich een grote bobbel vormt net zoals bij een hamster of iemand die een geweldige kaakontsteking heeft. Proefondervindelijk hebben we vastgesteld dat er na een halfuur een verdoving optreedt. Aldus verdoofd gaan de mannen in het holst van de nacht de mijn in.
MijnwerkersZoals gezegd, eten doen ze niet. Maar ze drinken wel. Wij kopen daarom flesjes en blikjes frisdrank om straks uit te delen.
In het kantoortje van Helen krijgen we een broek, jas  en laarzen om aan te doen, verder een helm met lamp. We maken een wandeling van ongeveer 2 km door de mijnschacht. Het is er donker, maar onze lampen geven voldoende licht om te zien waar je loopt. Het is er warm en er is veel stof. We kunnen af en toe rechtop staan, maar je moet wel uitkijken om je hoofd niet te stoten. Door de schacht gaat een rails waarover de trolleys rijden. Regelmatig moeten we ons tegen de kant drukken omdat er een trolley voorbij komt. De wagens worden voortgeduwd door 2 mannen. Als ze volgeladen zijn, moeten de mannen erg veel kracht zetten om de kar vooruit te krijgen. Helen houdt regelmatig een trolley tegen. We maken dan een praatje en geven een blikje frisdrank. Over het algemeen zijn het jonge mannen en jongens vanaf ongeveer 15 jaar, alhoewel  er  soms ook ouderen tussen zitten. 'De ouderen' vertelt Helen 'doen het minder zware werk. Ook werken ze minder diep onder de grond'. De mannen werken van 's morgens 3  tot 's middags 3. Ze verdienen ongeveer 120 Bolivar per dag d.i. 15 euro.  Gevaarlijk werk wordt beter betaald. Helen maakt zich er erg druk over dat van de 25.000 mijnwerkers in deze mijn er maar 5.000 verzekerd zijn.
El Tio, de mijngodIn een smalle grot staat een beeltenis van El Tio, de mijngod. Het doet wat hindoeïstisch aan. Rondom liggen bladeren coca  en sigaretten die door de mannen zijn geofferd. En flesjes vrijwel pure alcohol. Vroeger werd El Tio gezien als een kwade genius die mensen verslond. Vandaag de dag is hij een beschermheilige. Elke vrijdag na het werk komen de mijnwerkers  hier samen om te drinken en eer te betuigen. We rusten even uit bij El Tio en vervolgen dan onze weg. Na een paar uur lopen in het donker zijn we blij om het licht weer te zien en de 'frisse' lucht op te snuiven.

Als je dit zo leest dan denk je, ach het valt wel mee. Maar kijk eens naar de foto's en vooral naar het filmpje, De zilvermijn van Potosi is echt een inferno. En dan moet je bedenken dat we in de meest veilige mijn geweest zijn. En ook op de laag waar nog perslucht kwam. We zijn niet 8 ladders naar beneden gegaan. Daar is geen perslucht. Het is er warm en verstikkend benauwd. We zijn niet in de gangen geweest waar de werkers met drilboren het erts delven. Kortom wij hadden  een luxe rondleiding. Het is evident dat de omstandigheden in de mijn moet worden verbeterd. Regelmatig zijn er fricties tussen de werkers en de staat (de eigenaar van de mijn). Daarbij zijn doden gevallen. “Er zit maar één ding op”, zegt onze indiaanse gids “en dat is revolutie”. En consequent spreekt ze alle mijnwerkers aan als Compañeros de la Revolución, Kameraden van de Revolutie!

Het zoutmeer van Uyuni
Loc kerkhofWe gaan met een gids het zoutmeer verkennen. Jesus, onze gids, is 27 jaar. Hij heeft nu 3 maanden vrij vanwege zomervakantie (van december tot en met februari) en dus alle tijd om wat bij te verdienen. Hij spreekt goed Engels, weet veel van de regio en is erg geïnteresseerd in Holland. We hebben leuke gesprekken.
We gaan eerst naar het treinenkerkhof waar een aantal locs en treintoestellen in de woestijn staan weg te roesten. Daarna zien we in een zoutfabriekje hoe het zout gereed wordt gemaakt voor de consumptie. Vandaar rijden  we naar de zoutvlakte. Het zoutmeer is enorm groot met een oppervlakte van zo'n 40 bij 50 km. Het is een aparte sensatie om kilometers  over die witte vlakte te rijden.  Je rijdt met gemak 120 km per uur. Op den duur werkt het hypnotiserend en verlies je een besef van de realiteit.  
Zoutmeer Uyuni bij monument van zoutstenenWe rijden naar het eiland  midden op het meer. Er groeien cactussen die al honderden jaren oud zijn. Ze groeien ongeveer 1 cm per jaar. Een grote cactus van 5 meter hoog zou 500 jaar oud zijn. Jesus weet een parasol te bemachtigen en we picknicken midden op de witte vlakte. Op sommige plekken staat er water op het meer. Als het veel geregend heeft in het regenseizoen kan je hier niet komen. Dat zou te gevaarlijk zijn. We bezoeken de plek waar  zoutblokken worden gefabriceerd.  Aan de rand van het meer zijn een paar hotels waarvan de muren gebouwd zijn  van  deze zoutblokken. De blokken zijn op een speciale manier bewerkt zodat ze tegen de regen kunnen. Natuurlijk maken we ook de obligate perspectieffoto's. Tot slot rijden we naar een plek voor de zonsondergang. De zon werkt vandaag niet erg mee, maar verder was het zoutmeer een heel bijzondere ervaring. In het donker rijden we terug naar Uyuni.

Naar de grens met Chili
Onder de vulkaanVan Uyuni rijden we over een droge vlakte richting Chileense grens. De weg is onverhard en erg stoffig. We zitten nog steeds hoog op zo'n 4500 meter. In de verte zien we de vulkaan Ollague. Dit is de nog enige werkende vulkaan van Bolivia. Er komt een rookpluim uit. Bij de vulkaan moeten we de grens over. We ontdoen ons van het pakje coca dat nog bijna helemaal vol is. Terwijl in Bolivia vrijwel iedereen coca gebruikt, is het in Chili streng verboden. Er staan fikse straffen op. De lucht betrekt en donkere wolken pakken zich samen. Gaandeweg komen we terecht in een soort maanlandschap. We passeren een zoutmeer waar vandaan een soort dampen lijken op te stijgen. De witte wolken verdwijnen in de richting van de weg die voor ons ligt. Aan de kant staat een onbemande vrachtwagen geparkeerd. Motorpech? Verder zien we niemand: geen mensen, geen auto's. Terwijl we onze weg vervolgen door dit unheimische landschap klaart de  nevel langzaam op. De auto is bedekt met een witte laag zout. Vanmorgen pas gewassen en nu al weer vies.
De grens is geen probleem. In een surrealistisch landschap staan een paar gebouwtjes. En er is zelfs een station. Vanuit Potosi gaat de gedolven erts per trein naar Chili. We zien een trein naderen vanuit Bolivia. De wagons worden getrokken door 3 diesellocomotieven. Grote pluimen zwarte rook. De spoorwegen op de maan. Aan Chileense kant zetten we de auto in een ruïne ter bescherming tegen de wind. Links van ons een zoutmeer met roze flamingo's die hun kostje zoeken. Achter ons de contouren van de vulkaan. Hoe mooi wil je het hebben?

Foto’s

5 Reacties

  1. Ans:
    25 december 2017
    👍Mooi verhaal👍
  2. Henny en Peter Schreuder:
    26 december 2017
    schitterend verhaal, maar op deze hoogte is het toch verstandiger om
    bloedverdunners aspirine te gebruiken. Groeten van je broer
  3. Ed Maan:
    26 december 2017
    Niet gering hoor, wat jullie beschrijven. Een land, Bolivia, waar we ons hier maar weinig voor interesseren. Hoe zou het eruit gezien hebben als wij Europeanen er weg waren gebleven? Ik geef toe: een vraag vanonder de kerstboom. Indrukwekkend filmpje in de mijn. Moedig hoor!
  4. Jan van Os:
    6 januari 2018
    Hallo Marleen en Harry.
    Hartelijk dank voor het weer schitterend reisverhaal.
    Wat een avontuur. Twee km door de mijnen lopen, door blubber rijden, maar ook heel veel mooie zien en beleven.
    Geniet van alles. Groeten van Jan en Tineke
  5. Menno:
    21 januari 2018
    Hoi Harry en Marleen,
    vanwege druk druk druk lees ik jullie verhaal nu pas. Enerzijds geweldig om een reis te maken zoals jullie dat doen, anderzijds zijn er toch ook wel heel veel ontberingen, die jullie moeten doorstaan. Vanuit mijn mijn luie stoel in Amsterdam kan ik ervan genieten zonder de ontberingen. Maar toch....
    In elk geval bedankt voor dit weer boeiende verslag.
    Groeten, Menno